'Fundamentele gelijkwaardigheid als basis voor kansengelijkheid’

Onderwijsachterstandenbeleid en gelijke kansen, dat was één van de thema’s van de onlangs gehouden commissievergadering Samenleving. De SGP benadrukte op dit punt dat kansengelijkheid fundamentele vragen oproept en dat onderwijsachterstandenbeleid meer behelst dan een strikt instrumentele benadering.

Pieter van Eijk – die de inbreng namens de SGP-fractie deed – benadrukte dat de onderliggende uitgangspunten van kansengelijkheid aandacht verdienen. Wat betekent het namelijk om te werken aan kansengelijkheid? Het standpunt van de SGP is dat kansengelijkheid ontspringt in de fundamentele gelijkwaardigheid van ieder mens. Ongeacht afkomst, opleidingsniveau of maatschappelijke betrokkenheid is de mens waardevol. Dat zet het streven naar kansengelijkheid in een ander perspectief. Niet meer het meritocratische ideaal (het perspectief dat een mens op basis van intelligentie of inzet/mogelijkheden wordt benaderd) moet uitgangspunt zijn. Juist de fundamentele notie dat ieder mens waardevol is, moet de basis zijn van onze benadering van inwoners.

Tot slot moedigde commissielid Van Eijk de wethouder De Vries aan om ouders te betrekken vanuit de notie dat ouders primair verantwoordelijk zijn. Dat betekent dat de ouder ten principale verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van het kind. Het belang van een veilige en vertrouwde omgeving tijdens de eerste 1000 dagen van een kind werd tijdens de gedachtewisseling ingebracht.

De inbreng leidde tot een boeiend debat tussen de wethouder en commissielid Van Eijk over de betekenis van kansengelijkheid en de rol van de gemeente daarin. Wethouder De Vries bleek ontvankelijk voor de noties die de fractie heeft aangedragen en gaat het beleidsstuk dat ten grondslag aan de gedachtewisseling ligt op basis van de inbreng van de commissie verder uitwerken. Een volgende versie wordt medio mei besproken.

De commissievergadering is hier terug te kijken. Wilt u uw gedachten over dit thema delen, neem dan contact met ons op.